8. Gebruik van de
machine
OPMERKING
De afzonderlijke gebruiksaanwijzing voor de
bedieningsterminal naleven.
Bij het gebruik van de machine rekening houden
met de opmerkingen in de volgende hoofdstuk-
ken:
Waarschuwingsborden en overige aanduidin-
¾
gen op de machine
Veiligheidsinstructies
¾
WAARSCHUWING
Gevaar door breuken bij de werking, door
onvoldoende stabiliteit en onvoldoende ver-
mogen om de trekker te sturen en te remmen
bij niet reglementair gebruik van de machine!
Houd rekening met het maximale laadvermogen
van de aangekoppelde machine en de toegela-
ten asbelasting en belasting op de opleggerkop-
peling van de trekker. Eventueel met slechts een
gedeeltelijk gevulde spuitvloeistoftank rijden.
WAARSCHUWING
Gevaren door knellen, snijden, meesleuren,
intrekken en botsen door ontbrekende sta-
biliteit en kantelen van de trekker met de
aangekoppelde machine.
Het rijgedrag zo aanpassen dat u de trekker met
aangekoppelde veldspuit op elk moment onder
controle heeft. Houd hierbij rekening met per-
soonlijke vaardigheden, de omstandigheden op
de rijbaan, in het verkeer, het zicht en het weer,
met de rij-eigenschappen van de trekker en de
invloed door de aangekoppelde machine.
WAARSCHUWING
Gevaren door knellen, snijden, afsnijden,
meesleuren, intrekken, botsen en grijpen
door
onopzettelijk neerlaten van opgetilde, on-
¾
beveiligde machineonderdelen,
onopzettelijk starten en wegrollen van de
¾
trekker met machine.
De trekker met machine beveiligen tegen onop-
zettelijk starten en wegrollen voor u storingen
aan de machine verhelpt.
Voor het betreden van de gevarenzone wachten
tot de machine volledig stilstaat.
WAARSCHUWING
Machines die over een aftakaspomp of een
scharnieras beschikken:
Gevaar door weggeslingerde, beschadigde
onderdelen voor de gebruiker en derden kan
ontstaan door ongeoorloofd hoge aandrijftoe-
rentallen van de aftakas van de trekker!
Respecteer het toegelaten aandrijftoerental van
de machine voor u de aftakas van de trekker
start.
101