Industriële reductors – Handboek met montagehandleiding
LET OP
Blokkering van de reductor
Als u een te lange schroef in de open schroefdraadboring (1)
gebruikt, kunnen onderdelen in het binnenste van de
reductor beschadigd raken.
•
Zorg ervoor dat u de juiste schroeflengte gebruikt (zie
hieronder).
Bepaling van de juiste schroeflengte
De maximale schroeflengte is afhankelijk van het
reductortype en de flensdikte van de aangebouwde
motor. De maximale schroeflengte (l) is als volgt
opgebouwd:
l = tg + tm
Type reductor
SK 5x07 t/m SK 10x07
SK 11x07
SK 12x07
SK 13x07
SK 14x07
SK 15x07
3.16 Montage van de aandrijfkoppeling
Controleer voor de inbedrijfstelling de uitlijning van de koppeling.
Bij het wijzigen van de bedrijfsomstandigheden (vermogen, snelheid, wijzigingen aan de motor en
aangedreven machine) is het essentieel dat u het ontwerp van de koppeling controleert.
3.16.1 Klauwkoppeling
Gewoonlijk wordt de reductor met de motor verbonden met behulp van een klauwkoppeling. Bij
reductoren zonder IEC/NEMA-adapter moet de uitlijning tussen transmissie en motor door de
eigenaar/exploitant worden gewaarborgd en moet de koppeling volgens de instructies van de fabrikant
worden gemonteerd.
Zie hoofdstuk 3.15 "Montage van een normmotor (optie: IEC, NEMA, SAFOMI, F1)"voor reductoren met
IEC/NEMA-adapter.
54
tg
niet betroffen
20 mm
Legenda
20 mm
2: Reductoraandrijfflens F1
27 mm
3: Motorflens
27 mm
tg: Dikke reductoraandrijfflens
niet betroffen
tm: Dikke motorflens
B 1050 nl-3023