STARTEN / STOPPEN VAN DE MOTOR
Starten van de motor
Als het waarschuwingslampje
pert, moet u afhankelijk van de auto het
koppelingspedaal indrukken of de versnel-
lingshendel in neutraal zetten om de motor
te starten.
Bij strenge vorst (kouder dan –20 °C): zet
eerst het contact enkele secondes aan
voordat u de motor start, de motor zal dan
gemakkelijker aanslaan.
Indien u de motor start bij erg lage buiten-
temperatuur (kouder dan -10 °C): houd het
koppelingspedaal ingedrukt tot de motor
start.
Benzine-inspuiting
– Geef bij het starten geen gas,
æ
knip-
– Laat de contactsleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
É
Dieselinspuiting
Draai de contactsleutel in de stand Aan M
en houd deze stand aan totdat het controle-
lampje voorverwarming gedoofd is.
Draai de sleutel naar de stand Start D
zonder gas te geven.
Laat de contactsleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
contactsleutel terug in de stand "Stop" St.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto stoppen de acces-
soires (radio enz.) met werken zodra de
motor wordt uitgeschakeld of de portieren
worden vergrendeld, of als het bestuur-
dersportier wordt geopend.
Verantwoordelijkheid van de
bestuur- der
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke vol-
wassene of een dier in de auto achter als
u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
Zet het contact nooit uit voordat de
auto compleet stilstaat. Door het stil-
zetten van de motor is er geen bekrach-
tiging meer van: remmen, stuurinrichting
enz. en autogordels en aanvullende vei-
ligheidsvoorzieningen.
Als de sleutel uit het contactslot is ge-
haald, wordt de stuurinrichting geblok-
keerd door het stuurslot.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
2.3