Bedrijf
Buitenbedrijfstelling
De machine moet op die manier worden geplaatst dat
hij onmogelijk kan wegrollen en dat hij beveiligd is te-
STOP
gen gebruik door onbevoegden.
De machine op een vlakke ondergrond parkeren en uitschake-
len. De machine moet onder een dak worden geparkeerd.
Alle hydraulische cilinders moeten half uitgeschoven zijn (zie
afbeelding), de boom moet in de lengterichting van de machine
zijn uitgelijnd, het dozerblad moet tot op de grond zijn neerge-
laten en de standaard onderwagenbreedte moet als onderwa-
genbreedte zijn ingesteld.
De bovenwagen en de bedieningshendels vergrendelen
(blz. 30, blz. 31).
Het motortoerental tot stationair verminderen en laten afkoelen gedurende ongeveer 5 minuten.
Startschakelaar (1) in stand STOP zetten en de contactsleutel
verwijderen. De sleutel blijft bij de bediener.
Veiligheidsgordel losmaken.
Controleren of er lekken zijn of schade is aan de buitenkant van
de machine. Beschadigingen of lekken moeten vóór de volgen-
de inbedrijfstelling worden verholpen.
Bij zeer sterke verontreiniging van en rond de rupsbanden en
gewrichten van de frontaanbouwdelen moet de machine wor-
den gereinigd (blz. 134).
Evt. moet de graafmachine worden bijgetankt (blz. 111).
Bediening van de werklamp
De startschakelaar staat in de stand RUN.
De werklampschakelaar (1) in de stand AAN (omhoog) druk-
ken. De werklamp wordt ingeschakeld.
De werklampschakelaar (1) in de stand UIT (omlaag) drukken.
De werklamp wordt uitgeschakeld.
Bij werkzaamheden op of aan de openbare weg mo-
gen andere weggebruikers niet worden verblind.
W9215-8144-1
06/2021
1
1
107