252
RIJDEN EN BEDIENEN
Voor het trekken van een aanhanger is
een bepaalde mate van ervaring nodig.
De combinatie waarmee u rijdt, is
langer en reageert niet zo snel als de
auto zelf. Maak uzelf vertrouwd met
de rij- en remeigenschappen van de
combinatie voordat u de weg opgaat.
Voordat u begint, controleert u alle
trekhaakonderdelen en bevestigingen,
veiligheidskettingen, elektrische
stekkers, lampen, banden en spiegels.
Wanneer de aanhanger uitgerust is
met elektrische remmen, zet u de
combinatie in beweging en bedient u
de remregelaar van de aanhanger met
de hand om te controleren of de
remmen werken.
Tijdens de rit controleert u zo nu en
dan of de lading goed vastgezet is en
de lampen en eventuele aanhange-
rremmen nog werken.
Volgafstand
Houd ten minste een tweemaal zo
grote afstand aan tussen u en uw
voorligger als wanneer u zonder
aanhanger zou rijden. Hiermee
voorkomt u situaties waarin u krachtig
moet remmen en plotseling moet
uitwijken.
Passeren
Bij het trekken van een aanhanger
heeft u een langere inhaalweg nodig.
De combinatie trekt niet zo snel op en
is langer, zodat u veel verder voorbij
de auto moet rijden die u inhaalt
voordat u kunt terugkeren naar uw
rijbaan.
Achteruitrijden
Houd de onderkant van het stuurwiel
vast met een hand. Om de aanhanger
naar links te bewegen, beweegt u die
hand naar links. Om de aanhanger
naar rechts te sturen, beweegt u uw
hand naar rechts. Rijd altijd langzaam
achteruit en vraag, zo mogelijk,
iemand buiten de auto u te helpen.
Bochten maken
Voorzichtig
Bij het maken van zeer scherpe
bochten met een aanhanger achter
de auto kan de aanhanger tegen de
auto aankomen. Hierdoor kan de
Voorzichtig
(Vervolg)
auto beschadigd worden.
Voorkomen scherpe bochten terwijl
u met een aanhanger rijdt.
Wanneer u een bocht maakt met een
aanhanger, moet u grotere bochten
maken dan normaal. U dient dit te
doen om te voorkomen dat aanhanger
niet in zachte bermen, bochten of
tegen verkeersborden, bomen of
andere objecten rijdt. Voorkom kramp-
achtige of plotseling manoeuvres. Geef
ruim op tijd richting aan.
Wanneer de richtingaanwijzerlamp
van de aanhanger doorgebrand is,
knipperen de pijlen op de instrumen-
tengroep nog steeds ter indicatie. Het
is belangrijk om zo nu en dan te
controleren of de lampen van de
aanhanger nog werken.
Rijden op hellingen
Verlaag uw snelheid en schakel naar
een lagere versnelling voordat u een
lange of steile helling afrijdt. Wanneer