Het dagrijlicht gaat uit wanneer u de
koplampen op
of
zet. Het
dagrijlicht gaat ook uit, wanneer het
contact uitgeschakeld is. Het dagrij-
licht gaat opnieuw branden, wanneer
de knop voor de rijverlichting weer in
stand AUTO of
wordt gezet.
Automatisch koplamp-
systeem
Wanneer de knop voor de rijverlich-
ting in de AUTO-stand wordt gezet en
het buiten donker genoeg is, gaan de
koplampen automatisch aan.
Boven op het instrumentenpaneel zit
een lichtsensor. Dek de sensor niet af,
anders gaan de koplampen branden
wanneer dat niet nodig is.
Het systeem kan de koplampen ook
inschakelen bij het rijden door een
parkeergarage of een tunnel.
Bij het starten van de auto in een
donkere garage gaan de automatische
koplampen onmiddellijk branden. Als
het buiten licht genoeg is wanneer de
auto de garage verlaat, duurt het even
voordat het automatische koplampsys-
teem overschakelt op het dagrijlicht.
Tijdens deze vertragingstijd is de
verlichting van de instrumentengroep
mogelijk niet zo helder als normaal.
Controleer of de helderheidsregeling
van het instrumentenbord op de
hoogste stand staat. Zie Instrumenten-
paneelverlichting, regeling 0 166.
Wanneer het buiten licht genoeg is,
gaan de koplampen automatisch uit of
wordt overgeschakeld op het dagrij-
licht (DRL).
De automatische koplampen gaan uit,
wanneer de knop voor de rijverlichting
in de stand
wordt gezet of als het
contact uitstaat.
VERLICHTING
Inschakeling verlichting met
ruitenwissers
Als de ruitenwissers overdag worden
ingeschakeld terwijl de motor draait
en de knop voor de rijverlichting op
AUTO staat, worden de koplampen,
parkeerlichten en andere buitenver-
lichting ingeschakeld. De vertragings-
tijd voor het inschakelen van de
lampen is afhankelijk van de wisser-
snelheid. Wanneer de ruitenwissers
niet actief zijn, schakelen deze lampen
uit. Draai de knop van de rijverlichting
naar
of
om deze functie uit te
schakelen.
Meedraaiende
koplampen (AFL)
Bij modellen met AFL-systeem
zwenken de koplampen horizontaal
voor een betere verlichting van de weg
in bochten. Zet de lichtknop op de
richtingaanwijzerhendel in de stand
AUTO om AFL in te schakelen. Deacti-
veer het systeem door de schakelaar
uit de stand AUTO te halen. AFL werkt
bij een rijsnelheid van meer dan
3 km/h (2 mph). AFL werkt niet met
de versnellingsbak in stand R
163