5. Trek de gordel strak door het
kinderzitje omlaag te duwen, trek
aan de schoudergordel om de
heupgordel strak te trekken en
laat de schoudergordel terug-
lopen in de oprolautomaat.
Wanneer u een voorwaarts
gericht kinderzitje monteert, kan
het helpen dat u dit met uw knie
omlaag duwt terwijl u de gordel
aanhaalt.
Als het kinderzitje een vergren-
delmechanisme heeft, zet de
veiligheidsgordel dan hierin vast.
6. Zorg dat het kinderzitje stevig
vastzit voordat u er een kind in
zet. Raadpleeg de instructies van
de fabrikant van het kinderzitje.
Zijn de airbags uitgeschakeld, dan zal
de UIT-indicatie op de statusindicatie
van de passagiersairbag oplichten en
blijven branden wanneer u de auto
start.
Zie "Als het AAN-lampje voor een
kinderzitje brandt" onder Passagiersde-
tectiesysteem 0 78 als er een kinder-
zitje is gemonteerd en het AAN-lampje
brandt.
Om het kinderzitje te verwijderen,
neemt u de veiligheidsgordel los laat u
deze terugrollen.
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Voetgangerbescher-
mingssysteem
Uw auto is uitgevoerd met een
voetgangersbescherming waarbij de
motorkap bij het waarnemen van een
passagier tijdens een frontale botsing
binnen het snelheidsbereik
omhoogkomt.
Wanneer de auto bij een frontale
botsing is betrokken met een
voorwerp of voetganger, bepalen
sensoren in de voorbumper de kracht
die door het voorwerp op de
voorbumper worden uitgeoefend.
Wanneer de snelheid bij een frontale
botsing tussen ongeveer 22 km/h (14
mph) en 50 km/h (31 mph) ligt, brengt
de voetgangersbescherming de
motorkap omhoog, zodat de
voetganger minder zwaar hoofdletsel
oploopt. Door de motorkap omhoog te
laten komen is er meer ruimte tussen
de motorkap en de harde onderdelen
in de motorruimte.
Bovendien is de voorbumper van de
auto zo ontworpen dat het letsel aan
de benen van de voetganger minder
ernstig is.
101