200
RIJDEN EN BEDIENEN
Standen contactslot
De auto is uitgerust met Keyless start
met startknop.
Als u op de knop drukt, worden drie
modi doorlopen: ACC/ACCESSORY
(accessoirestand), ON/RUN/START
(aan/rij/start) en Stopping the Engine/
OFF (de motor stoppen/uit).
De afstandsbedieningszender (RKE)
moet in de auto liggen, anders werkt
het systeem niet. Wanneer de auto in
de buurt komt van een sterk radioan-
tennesignaal dat voor storingen zorgt
in het Keyless Entry-systeem, werkt de
startknop mogelijk niet. Zie Centraal
vergrendelingssysteem (RKE),
werking 0 28.
Om uit P (Parkeren) te schakelen,
moet de auto in de stand ON/RUN/
START staan en het rempedaal
ingetrapt zijn.
Stopping the Engine/OFF (de motor
stoppen/uit) (geen controle-
lampjes) : Druk, wanneer de auto tot
stilstand is gekomen, eenmaal op de
ENGINE START/STOP-knop om de
motor af te zetten.
Als de auto in P (parkeren) staat,
wordt het contact uitgeschakeld en
blijft de accessoirevoeding (RAP)
ingeschakeld. Zie RAP 0 203.
Als de auto niet op P (Park) staat, gaat
het contact terug naar ACC/ACCES-
SORY en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center (DIC).
Zie Versnellingsbak, berichten 0 150.
Wanneer u stand P (Parkeerstand)
inschakelt, wordt het contact uitgezet.
De auto kan over een elektrisch stuur-
slot beschikken. Het slot wordt geacti-
veerd wanneer de auto wordt
uitgeschakeld en er een voorportier
wordt geopend. Er is mogelijk een
geluidssignaal hoorbaar terwijl het
slot wordt geactiveerd of ontgrendeld.
Het stuurslot wordt mogelijk niet
ontgrendeld als de wielen niet in de
rechtuitstand staan. Als dat gebeurt,
start de auto mogelijk niet. Draai het
stuurwiel van links naar rechts terwijl
u probeert om met de auto weg te
rijden. Als dit niet werkt, moet de auto
voor onderhoud naar de garage.
Schakel de motor niet uit als de auto
nog in beweging is. De bekrachtiging
van het remsysteem en de stuurinrich-
ting werkt dan niet meer en de airbags
worden dan gedeactiveerd.
Als de auto moet worden uitgescha-
keld in een noodgeval:
1. Trap stevig en aanhoudend op de
rem. Ga niet pompend remmen.
De rembekrachtiging verliest dan
aan kracht, waardoor u harder op
het rempedaal moet trappen.
2. Schakel de auto naar stand N
(Neutraal). Dit kan worden
gedaan terwijl de auto in
beweging is. Nadat u naar N
(Neutraal) bent geschakeld, moet