Inhoudsopgave
Advertenties
110
INSTRUMENTEN EN KNOPPEN
Stuurwielschakelaars
Het infotainmentsysteem kan met de
stuurbedieningsknoppen worden
bediend. Zie "Stuurbedienings-
knoppen" in de Infotainmenthand-
leiding.
Verwarming stuurwiel
: Druk de toets in om de stuurver-
warming (indien uitgerust) aan of uit
te zetten. Bij het inschakelen van de
functie gaat er een lampje in de knop
branden.
Het duurt ongeveer drie minuten
voordat het stuurwiel volledig worden
verwarmd.
Claxon
a
Druk op
op het stuurwielelement
om de claxon te laten klinken.
Ruitenwisser/sproeier
Zet het contact in ACC/ACCESSORY
(acc/accessoire) of ON/RUN/START
(aan/run/start) en verstel de ruitenwis-
serhendel om de wissersnelheid te
kiezen.
HI : Gebruikt voor snelle wisslagen.
LO : Gebruikt voor langzame
wisslagen.
INT : Gebruikt voor de intervalfunctie
of voor Rainsense -wisslagen,
wanneer Rainsense geactiveerd is.
Beweeg de hendel omhoog naar INT
voor de intervalstand. Draai vervol-
gens de ring
INT omhoog om de
intervalstand te verkorten, of omlaag
om deze te verlengen. Indien
Rainsense is geactiveerd, raadpleeg
dan "Rainsense" verderop in dit
hoofdstuk.
Als de voorruitwissers onderweg
worden gebruikt, gaat de buitenver-
lichting automatisch aan als de licht-
schakelaar in de stand AUTO staat. De
overgangstijd voor het gaan branden
van de lampen varieert met de wisser-
snelheid. Zie "Verlichting aan tijdens
wissen" onder Automatisch koplamp-
systeem 0 163.
OFF : Gebruikt om de wissers uit te
schakelen.
1X : Beweeg de wisserhendel even
omlaag voor een enkele wisslag. Houd
de wisserhendel omlaag voor meerdere
wisslagen.
Verwijder sneeuw en ijs van de ruiten-
wisserbladen en de voorruit voordat u
de wissers gebruikt. Vastgevroren
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
