Inhoudsopgave
Advertenties
wijzing van het kinderzitje wat
betreft het gebruik van de
bovenste bevestigingsband. Zie
ISOFIX-kinderzitjes 0 97.
6. Zorg dat het kinderzitje stevig
vastzit voordat u er een kind in
zet. Om dit te controleren, moet
u het kinderzitje ter hoogte van
de veiligheidsgordel vastpakken
en proberen om het zijwaarts of
naar voren en naar achteren te
bewegen. Bij een juist geplaatst
kinderzitje mag deze speling niet
groter zijn dan 2,5 cm (1 inch).
Om het kinderzitje te verwijderen,
neemt u de veiligheidsgordel los laat u
deze terugrollen. Koppel de bovenste
bevestigingsband (Top Tether) los,
indien deze is vastgezet op de veran-
kering voor de bovenste bevesti-
gingsband.
Kinderzitjes vastzetten
(Met veiligheidsgordel in
voorstoel)
Deze auto heeft airbags. Het is veiliger
om een voorwaarts gericht kinderzitje
op de achterbank te zekeren. Zie Waar
wordt het kinderzitje geplaatst 0 89.
Daarnaast heeft de auto een passa-
giersdetectiesysteem, dat de
frontairbag en de knieairbag van de
buitenste voorpassagier onder
bepaalde omstandigheden moet
uitschakelen. Zie Passagiersdetectiesys-
teem 0 78 en Waarschuwingslampje
status airbag passagierszijde 0 123.
Waarschuwing
NOOIT een naar achteren gericht
kinderzitje gebruiken op een stoel
die door een ACTIEVE AIRBAG
ervóór wordt beschermd; het KIND
kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
oplopen.
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Gevaar
Bij gebruik van een kinderveilig-
heidssysteem op de stoel voor de
voorpassagier moeten de airbagsys-
temen voor de voorpassagier
worden gedeactiveerd; zo niet, dan
vormt het activeren van de airbags
een risico van dodelijk letsel voor
het kind.
Dit geldt vooral wanneer u achter-
waarts gerichte kinderveiligheids-
systemen op de passagiersstoel
gebruikt.
99
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
