7.2.2 Flowmeting resp. flowsensoren/druksensoren controleren
(lekkagesysteem met lekkageadapter voor standaardconus)
7.2.3 Flowmeting c.q. flowsensors/druksensors controleren
(ventielysteem)
Functiecontrole bij gebruikmaking van een systeem met een slang met
patiëntenventiel:
Functiecontrole bij gebruikmaking van een systeem met dubbele slang met
patiëntenventiel (alleen VENTIlogic LS):
7.2.4 Alarmen
Het therapieapparaat voert bij het indrukken van de in-/uitschakeltoets
het sensorische systeem uit, hierbij wordt de alarmering op functie gecontroleerd. Als er in
het kader van de zelftest een fout optreedt, verschijnt er een foutmelding in het
hoofdbeeldscherm (zie ook „8. Storingen en het verhelpen ervan" op pagina 84).
1. Controleren van de zoemer en de LED's:
1.Sluit het slangsysteem aan op het apparaat.
2.Steek de meegeleverde testadapter op de
patiëntaansluiting.
3.Voer de volgende stappen als onder „7.2.1
Flowmeting c.q. flowsensors/druksensors controleren
(lekkagesysteem)" vanaf stap 2 beschreven uit.
1. Sluit het slangsysteem aan op het apparaat.
2. Steek de meegeleverde testadapter op de
patiëntenaansluiting.
3. Voer de volgende stappen uit zoals beschreven onder
„7.2.1 Flowmeting c.q. flowsensors/druksensors
controleren (lekkagesysteem)" vanaf stap 2.
1. Sluit het slangsysteem aan op het apparaat.
2. Steek de meegeleverde testadapter op de
patiëntenaansluiting.
3. Voer de volgende stappen uit zoals beschreven onder
„7.2.1 Flowmeting c.q. flowsensors/druksensors
controleren (lekkagesysteem)" vanaf stap 2.
een zelftest van
Functiecontrole
NL
79