arts de triggerinstellingen aanpassen of een gecontroleerde beademingsmodus
instellen.
Let op:
• Houd er bij uw tijdsplanning rekening mee dat bij lage of zeer hoge
buitentemperaturen de acculooptijd duidelijk wordt gereduceerd.
3.1.4 Zuurstofinvoer
Waarschuwing!
• Bij de invoer van zuurstof in de ademstroom is roken en open vuur verboden. Er
bestaat brandgevaar. De zuurstof kan zich in de kleding, het beddengoed of
in de haren vastzetten. Het kan pas door grondig luchten worden verwijderd.
• Let in elk geval op de veiligheidsinstructies in de gebruiksaanwijzing van uw
zuurstofsysteem.
• Een te hoge of te lage zuurstoftoevoer kan toxisch werken en ernstige
complicaties veroorzaken. Daarom adviseren wij de zuurstoftoevoer met een
zuurstofsensor te bewaken. Deze zuurstofsensor kan noch een bloedgasanalyse
noch een directe FiO
• Er bestaat brandgevaar. Sluit aan het einde van de therapie principieel eerst
de zuurstoftoevoer af. Laat het therapieapparaat nog korte tijd in werking
voordat u het uitschakelt. Anders blijft er restzuurstof in het apparaat achter. Dit
zou in geval van storing een brandgevaar kunnen vormen.
• Gebruik voor de zuurstofinvoer uitsluitend de daarvoor bestemde aansluiting
van het therapieapparaat. Voer nooit via de beademingsingang of de T-adapter
zuurstof in. Anders kan bij het optreden van een storing de zuurstof niet
automatisch uitgeschakeld worden.
Let op:
• De zuurstofinvoer over een niet hiervoor bestemde aansluiting heeft een
foutieve volume-indicatie tot gevolg omdat de zuurstofflow niet bij de meting
kan worden meegerekend.
3.1.5 Transport/accessoires/reserveonderdelen/reparatie
Voorzichtig!
• Let er op dat de druk op de aansluitopening voor de patiënt tijdens de expiratie
kan stijgen wanneer u accessoires aansluit (bijv. bacteriënfilter of
ademluchtbevochtiger).
-meting vervangen.
-2
Veiligheidsinstructies
NL
37