AUTOGORDELS
(4/4)
7
Hoogteverstelling van de gordel
van de voorstoelen
Verplaats de knop 7 om de hoogte van de
gordel zo af te stellen dat de riem van de
borstkas loopt zoals hiervoor is aangege-
ven. Druk op de knop 7 en zet de hoofd-
steun omhoog of omlaag. Controleer na het
afstellen of de knop weer goed is vergren-
deld.
De volgende raadgevingen gelden voor
de autogordels voor en achter.
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
– Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmecha-
nisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg een merkdealer
voor het monteren van bv. een kinderzitje.
– Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling
kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan
verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
– Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het
portier.
– Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel
nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot zit.
– De gordel mag niet gedraaid zijn.
– Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels
die beschadigingen vertonen moeten ook worden vervangen.
– Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
– Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking
belemmerd wordt.
– Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed
zitten, zodat deze weer op de juiste wijze kunnen worden gebruikt.
– Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of
blijven haken achter personen of voorwerpen).
1.27