ADAPTIVE CRUISE CONTROL
Met de adaptieve snelheidsregelaar (of de
Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar bij
voertuigen met een automatische versnel-
lingsbak) kunt u op basis van informatie van
een radar of camera, de geselecteerde snel-
heid (ook bekend als kruissnelheid) hand-
haven terwijl u op volgafstand blijft van het
voertuig voor u in dezelfde rijstrook.
Bij voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak kan de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar, als uw voorligger stopt,
de auto wellicht volledig afremmen en tot
stilstand brengen voordat u weer verder kunt
rijden.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
Het maximale bereik van het systeem is on-
geveer 150 m. Dit kan variëren afhankelijk
van de omstandigheden (het terrein, het
weer, enz.).
2.86
(1/13)
De adaptieve snelheidsregelaar kan, afhan-
kelijk van de rijomstandigheden (verkeer,
weer, enz.), als volgt worden ingeschakeld:
– van 0 tot 170 km/u voor voertuigen met
een automatische versnellingsbak;
– van 30 km/u tot 170 km/u voor voertuigen
met een handgeschakelde versnellings-
bak.
De functie wordt aangeduid met het symbool
.
NB:
– de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
– de adaptieve snelheidsregelaar kan het
voertuig afremmen tot een derde van het
remvermogen. Naargelang van de si-
tuatie moet de bestuurder mogelijk zelf
harder remmen.
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
De bestuurder moet altijd en in alle om-
standigheden klaar zijn om te remmen,
moet zich altijd houden aan de voorge-
schreven snelheid en veilige afstand,
en moet altijd blijven opletten. De hulp-
functies ontslaan de bestuurder niet van
diens verantwoordelijkheid.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto. De bestuurder
moet altijd zijn snelheid aanpassen aan
de omgeving en aan de verkeersom-
standigheden. De adaptieve snelheids-
regelaar mag alleen worden gebruikt op
een autosnelweg of een autoweg met
meerdere rijstroken en gescheiden rij-
richtingen. De snelheidsregelaar mag
niet gebruikt worden in druk verkeer, op
een bochtige of gladde weg (ijzel, aqua-
planing, kiezelsteentjes) en bij slechte
weersomstandigheden (mist, regen, zij-
wind, enz.). Kans op ongevallen.