BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR
Onder bepaalde omstandigheden, zoals:
– te lang doorrijden als het waarschuwings-
lampje brandstofreserve brandt;
– het gebruik van loodhoudende benzine;
– het gebruik van niet goedgekeurde
smeermiddelen of brandstofadditieven.
Of bij het optreden van storingen zoals:
– een defecte ontsteking, brandstofgebrek
of losse bougiekabel waardoor de ontste-
king overslaat en de auto met horten en
stoten rijdt;
– vermogensverlies van de motor,
kan de katalysator oververhit raken waar-
door hij minder effectief wordt, defect kan
raken en ook andere delen van de auto te
heet kunnen worden.
2.10
Indien u één van de hiervoor genoemde sto-
ringen constateert, dient u uw auto zo spoe-
dig mogelijk door een merkdealer te laten
herstellen.
Door de in het onderhoudsboekje voorge-
schreven onderhoudsbeurten uit te laten
voeren door een merkdealer kunt u derge-
lijke storingen voorkomen.
Bij startmoeilijkheden
Als de auto niet direct aanslaat mag u de
startmotor niet lang achtereen laten draaien
om beschadiging van de katalysator te voor-
komen. Ook mag de auto niet worden aan-
geduwd of aangesleept, zolang de oor-
zaak van het defect niet is opgespoord en
verholpen.
Ga niet door met starten maar roep de hulp
in van een merkdealer en laat de storing ver-
helpen.
(1/2)
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.