92
Verlichting
Na 20 seconden neemt het volume
van het geluidssignaal toe als de
snelheid hoger dan 80 km/u is.
U kunt kortstondig knipperen door de
richtingaanwijzerhendel net voor het
weerstandspunt vast te houden. De
richtingaanwijzers zullen dan knippe‐
ren totdat de richtingaanwijzerhendel
wordt losgelaten.
Druk kort op de richtingaanwijzerhen‐
del zonder het weerstandspunt te
passeren om drie knippersignalen te
geven.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen H indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van het mistachter‐
licht worden de koplampen automa‐
tisch ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht is uitgeschakeld
wanneer er een stekker op de
aansluiting van de trekhaak is aange‐
sloten.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. De hendel volledig omhoog
(parkeerlichten rechts) of omlaag
zetten (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.