294
Verzorging van de auto
Als er een label op het reservewiel zit,
is de toegestane snelheid nog steeds
afhankelijk van de landelijke voor‐
schriften.
Slechts één compact reservewiel
monteren. In bochten langzaam
rijden. Niet langdurig gebruiken.
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen:
1. Open de vloerplaat 3 50.
2. Het compacte reservewiel zit vast
met een vleugelmoer. Draai de
moer los en verwijder het reser‐
vewiel.
3. Wanneer er na het verwisselen
van een wiel geen wiel in de reser‐
vewielkuip wordt geplaatst, haal
dan de vleugelmoer aan en sluit
de vloerafdekking.
4. Leg, nadat het normale wiel weer
is teruggeplaatst, het compacte
reservewiel met de buitenkant
omhoog in de kuip en zet het vast
met de vleugelmoer.
Reservewiel monteren
Tref de onderstaande voorbereidin‐
gen en volg de instructies op:
● Parkeer de auto op een vlakke,
stevige en slipvrije ondergrond.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder
het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Schakel de parkeerrem in en
schakel de eerste versnelling,
achteruitversnelling of stand P in.
● Reservewiel verwijderen.
● Vervang nooit meerdere wielen
tegelijkertijd.
● Gebruik de krik alleen om een
wiel te wisselen bij bandenpech
en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Leg bij een zachte ondergrond,
een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik.
● Verwijder vóór het opkrikken van
de auto altijd eventuele zware
voorwerpen uit de auto.
● In de op te krikken auto mogen
zich geen personen of dieren
bevinden.
● Kruip nooit onder een opgekrikte
auto.
● Start de opgekrikte auto niet.