70
Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer
kapot of bijbehorende zekering door‐
gebrand.
Vervangen van lampen 3 278.
Richtingaanwijzers 3 91.
Gordelverklikker
Gordelverklikker voor alle stoelen
a brandt of knippert rood op de
instrumentengroep samen met de
aanduiding op de dakconsole voor
elke veiligheidsgordel.
● Bij het inschakelen van het
contact verschijnen a op de
instrumentengroep en het
symbool voor de betreffende
stoel op de dakconsole, als er
een veiligheidsgordel niet is
omgedaan. De passagiersstoel
verschijnt alleen wanneer deze
bezet is.
● Na het wegrijden knipperen
enige tijd lang a op de instru‐
mentengroep en het symbool
voor de desbetreffende stoel op
de dakconsole en klinkt er een
geluidssignaal. Na een stukje
rijden brandt a continu totdat de
veiligheidsgordel van de betref‐
fende stoel is omgedaan of een
passagier de veiligheidsgordel
heeft losgemaakt.
Veiligheidsgordels 3 31.
Airbag en gordelspanners
d brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp enkele secon‐
den. Brandt deze niet, dooft deze niet
na enkele seconden of licht deze
onderweg op, dan is er een storing in
het airbagsysteem. Roep de hulp in
van een werkplaats. De airbags en
gordelspanners gaan mogelijkerwijs
niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van d.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 31.
Airbagsysteem 3 34.