Activering
Als het systeem is geactiveerd,
brandt het led-lampje in de toets j
niet. Druk om een gedeactiveerd
systeem te activeren op j.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den van meer dan 65 km/u.
Uitschakelen
Druk om het systeem te deactiveren
op j totdat de led in de toets gaat
branden.
Storing
Bij een storing verschijnen L en
C op het Driver Information Center
in combinatie met een displaybericht
en een geluidssignaal. Roep de hulp
in van een werkplaats.
Systeembeperkingen
De werking van het systeem kan
worden beïnvloed door:
● camera bedekt met sneeuw, ijs,
slijk, modder, vuil of nadelig beïn‐
vloed door schade aan de voor‐
ruit of vreemde voorwerpen, bijv.
stickers
● voorliggers vlakbij
● overhellende wegen
● bochtige of heuvelachtige wegen
● zwak omgevingslicht
● plotselinge veranderingen in de
lichtsterkte
● rechtstreeks zonlicht in de lens
van de camera
● ongunstige weersomstandighe‐
den, zoals zware regenval, mist
of sneeuw
Rijden en bediening
● wijzigingen aan de auto, bijv.
banden
● wegen met slechte rijstrookmar‐
keringen
Lane keep assist
Lane keep assist ondersteunt de
bestuurder bij het voorkomen dat de
rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
De frontcamera observeert bermen,
evenals de rijstrookmarkeringen
waartussen de auto rijdt. Als de auto
een berm of een rijstrookmarkering
nadert, wordt het stuurwiel licht
verdraaid zodat de auto weer binnen
de rijstrook komt. De bestuurder voelt
dat het stuurwiel draait. Draai het
stuurwiel in dezelfde richting als het
systeem niet voldoende stuurt. Draai
het stuurwiel rustig in de tegenover‐
gestelde richting als u van rijstrook
wilt wisselen.
Wanneer het systeem stuurt om de
rijrichting van de auto te corrigeren,
knippert L geel op het Driver Infor‐
mation Center. Lane keep assist
bestuurt de auto niet continu.
247