296
Verzorging van de auto
4. Krik van tevoren op de vereiste
hoogte instellen. Hem vervolgens
dusdanig onder het kriksteunpunt
zetten dat deze niet kan wegglij‐
den.
Let erop dat de rand van de
carrosserie in de inkeping in de
krik valt.
Plaats de krik goed en krik op
totdat het wiel van de ondergrond
loskomt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Verwissel het wiel.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto zakken en verwijder
de krik.
9. Plaats de wielsleutel, let er hierbij
op dat deze stevig vastzit en haal
de wielbouten kruislings aan.
Aanhaalmoment voor 15" is
100 Nm en voor 16" is 115 Nm.
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len velgen op dat de wielbouten
ook voor het stalen reservewiel
kunnen worden gebruikt. De coni‐
sche vlakken van de wielbouten
zorgen er in het gegeven geval
voor dat het reservewiel vastzit.
10. Auto's met wieldop: Wieldop voor
het aanbrengen zo verdraaien dat
de ventielopening over het band‐
ventiel valt.
Breng de wielmoerdoppen aan.
11. Het vervangen wiel en het boord‐
gereedschap opbergen.
12. Controleer de bandenspanning
en het aanhaalmoment van de
wielmoeren van het gemonteerde
wiel zo spoedig mogelijk.
Een beschadigd volwaardig wiel
in de bagageruimte opbergen
Het beschadigde volwaardige wiel
kan in de reservewielbak worden
opgeborgen. Zet het wiel als volgt
vast: