250
Rijden en bediening
Vermoeidheidsdetectie
Het vermoeidheidsdetectiesysteem
bewaakt de reistijd en de waakzaam‐
heid van de bestuurder. Het systeem
bewaakt de waakzaamheid van de
bestuurder door de trajectvariaties
van de auto te vergelijken met de rijst‐
rookmarkeringen.
Het systeem kan de noodzaak van
waakzaamheid van de bestuurder
niet vervangen. We adviseren om bij
de eerste tekenen van vermoeidheid
of ten minste om de twee uur even te
pauzeren. Rijd niet wanneer u moe
bent.
Activeren of deactiveren
Het systeem is te activeren of te deac‐
tiveren in de Persoonlijke instellingen
3 83.
Wanneer het systeem wordt uitge‐
schakeld, licht 2 op het Driver Infor‐
mation Center mogelijk op.
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld wanneer het contact wordt
ingeschakeld.
Rijtijdwaarschuwing
De bestuurder krijgt het waarschu‐
wingssymbool Y op het Driver Infor‐
mation Center te zien in combinatie
met een geluidssignaal, als de
bestuurder twee uur lang ononder‐
broken met een snelheid van meer
dan 65 km/u heeft gereden. De waar‐
schuwing wordt ieder uur herhaald
totdat de auto stilstaat, ongeacht hoe
de rijsnelheid zich verder ontwikkelt.
Het tellen van de rijtijdwaarschuwing
wordt gereset wanneer het contact
enkele minuten uitgeschakeld is of de
veiligheidsgordel van de bestuurder
is losgemaakt en het bestuurderspor‐
tier is geopend.
Vermoeidheidsdetectie
Het systeem bewaakt het alertheids‐
niveau van de bestuurder bij snelhe‐
den boven 65 km/u. Een camera
bovenaan de voorruit detecteert
trajectvariaties ten opzichte van de
rijstrookmarkeringen.
Het systeem kan wel 30 minuten na
het begin van de bewaking een inleer‐
procedure uitvoeren. Tijdens deze
periode wordt het specifieke rijgedrag
van de bestuurder geanalyseerd en
wordt er geen waarschuwing gege‐
ven.
Als het traject een bepaalde mate van
vermoeidheid of onoplettendheid van
de bestuurder doet vermoeden, acti‐
veert het systeem het eerste waar‐
schuwingsniveau. De bestuurder
ontvangt een bericht en er klinkt een
geluidssignaal.
Na drie waarschuwingen op het
eerste niveau activeert het systeem
een nieuwe waarschuwing met een
bericht en een doordringender
geluidssignaal.
In bepaalde omstandigheden zoals
een slecht wegdek of harde wind enz.
geeft het systeem ongeacht het
waakzaamheidsniveau van de
bestuurder mogelijk waarschuwingen
af.