AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
De toetsen van de automatische temperatuurregeling
bevinden zich in het midden op het instrumentenpa-
neel.
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets AUTO (9) in het
bedieningspaneel van de automatische tempera-
tuurregeling.
2. Stel vervolgens de gewenste temperatuur in met de
toetsen of schermtoetsen (8, 9, 14 en 15) voor het
regelen van de temperatuur aan de bestuurderszijde
en de passagierszijde. Zodra de gewenste tempera-
tuur wordt weergegeven, zorgt het systeem dat
deze temperatuur wordt bereikt en automatisch
wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is ingesteld, hoeft
u de instellingen niet meer te wijzigen. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het systeem au-
tomatisch laat werken.
OPMERKING:
• U hoeft de temperatuurinstelling niet te wijzigen
wanneer de auto warm of koud is. Het systeem past
automatisch de temperatuur, de luchtverdeling en
het aanjagertoerental aan om zo snel mogelijk de
door u gewenste instelling te bereiken.
• De temperatuur kan worden weergegeven in Ame-
rikaanse of metrische maateenheden, door de pro-
grammeerbare optie US of Metric (metrisch) te kie-
zen. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect Touch™" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
Voor een optimaal comfort in de automatische stand,
blijft de aanjager tijdens een koude start met een laag
toerental draaien totdat de motor is opgewarmd.
Daarna zal de aanjager steeds sneller gaan draaien en
overgaan op het gewenste toerental voor de automa-
tische modus.
Handmatige bediening
Met het systeem kunt u ook handmatig het aanjager-
toerental, de luchtverdeling, de airco en de recirculatie
bedienen.
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
77