DRIVE
Deze stand is bedoeld voor het rijden in de stad en op
de grote weg. In deze stand schakelt de versnellingsbak
het soepelst en rijdt u het zuinigst. De transmissie
schakelt automatisch op via de eerste underdrive-
versnelling, tweede, derde en vierde versnelling, vijfde
prise-direct-versnelling
versnelling. De stand DRIVE zorgt voor optimale rijei-
genschappen onder alle normale omstandigheden.
Als er echter veel geschakeld wordt (zoals wanneer de
auto zwaar beladen is, in heuvelachtig terrein, bij rijden
met sterke tegenwind of met een zware aanhangwa-
®
gen) gebruikt u AutoStick
"Starten en rijden" voor meer informatie) om een
lagere versnelling te selecteren. Onder deze omstan-
digheden presteert de auto beter in een lagere versnel-
ling en wordt de levensduur van de versnellingsbak
verlengd omdat het schakelen wordt beperkt en min-
der hitte wordt gegenereerd.
Bij lage temperaturen kan de werking van de transmissie
veranderen afhankelijk van de temperatuur van de mo-
tor en de transmissie alsmede van de rijsnelheid. Dit
zorgt ervoor dat de motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie wordt bereikt.
Het aangrijpen van de koppelomvormerkoppeling wordt
tegengehouden totdat de transmissievloeistof op be-
drijfstemperatuur is (raadpleeg "Opmerking" onder
en
de
zesde
overdrive-
®
(raadpleeg "AutoStick
" in
"Koppelomvormerkoppeling" in dit hoofdstuk). Bij ex-
treem lage temperaturen (-27°C of lager) kan de wer-
king kortstondig tot alleen de 3e versnelling beperkt
blijven. De normale werking wordt hersteld zodra de
versnellingsbaktemperatuur voldoende is gestegen.
Noodloopmodus van de versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak wordt elektronisch
gecontroleerd op abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de versnellingsbak
kan veroorzaken, wordt de noodloopmodus van de
versnellingsbak geactiveerd. In deze modus blijft de
transmissie in de 3e versnelling, ongeacht welke voor-
uitversnelling is gekozen. PARK, REVERSE en NEU-
TRAAL blijven wel werken. Het is mogelijk dat het
storingslampje brandt. Dankzij de noodloopmodus kan
de auto voor reparatie naar een erkende dealer wor-
den gereden zonder dat de versnellingsbak beschadigd
raakt.
In het geval van een kortstondig probleem kan de
versnellingsbak, door de volgende stappen uit te voe-
ren, worden gereset om weer alle vooruitversnellingen
te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de motor af.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
243