Parameter
Alarmgrensbereik
IBP M neonataal
Bovenste:
–24 tot +300 mmHg
Stap:
1 mmHg
–3,2 tot +40,0 kPa
of 0,1 kPa
Onderste:
–25 tot +299 mmHg
–3,3 tot +39,9 kPa
CPP
Bovenste:
–24 tot +300 mmHg
Stap:
1 mmHg
–3,4 tot +40,0 kPa
of 0,1 kPa
Onderste:
–25 tot +299 mmHg
–3,3 tot +39,9 kPa
RRc
Bovenste: 6 tot 150 bpm
Stap van 1 bpm
Onderste: 5 tot 149 bpm
inCO
Bovenste: 2 tot 10 mmHg
2
Stap
van 1 mmHg, 0,1 k
Pa of 0,1 %
Onderste: niet door gebrui-
ker selecteerbaar
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System – M540 patiëntmonitor VG2
Stan-
daardwaarden
voor bovengrens
– 85 mmHg
– 80 mmHg
– 20 mmHg
– 17 mmHg
– 12 mmHg
100 mmHg
(13,3 kPa)
– 30 bpm (vol-
– 60 bpm (pedia-
4 mmHg
(0,5 kPa, 0,5 %)
0,3 tot 1,3 kPa
0,3 tot 1,3 %
Standaardwaar-
den voor onder-
grens
– 40 mmHg
(11,3 kPa) voor
(5,3 kPa) voor
GD1 tot 4,
GD1 tot 4,
ART,
ART, LV
– 7 mmHg
(10,7 kPa) voor
(0,9 kPa) voor
LV
PA, RV
– 2 mmHg
(2,7 kPa) voor
(0,3 kPa) voor
LA, ICP, CVD
RA, ICP
– 0 mmHg
(2,3 kPa) voor
(0,0 kPa) voor
PA, RV
LA, CVD
(1,6 kPa) voor
RA
70 mmHg
(9,3 kPa)
– 5 bpm (vol-
wassen)
wassen)
– 20 bpm (pedi-
trisch, neona-
atrisch, neo-
taal)
nataal)
Niet van toepas-
sing
Alarmen
Archief stan-
daard
Uit
Uit
Uit
Uit
105