relatief snel gevaarlijk hoog op kan lopen. Dat proces verloopt aanzienlijk sneller dan het geval is bij
dagelijkse injecties met langwerkende insuline. Het controleren van uw bloedglucosespiegel is nodig om
tijdig te kunnen reageren op een te hoge bloedglucosespiegel, zodat diabetische ketoacidose (DKA) kan
worden voorkomen.
A1C
A1C-tests spelen ook een belangrijke rol bij diabetes-therapie. Aanhoudend hoge bloedglucosewaarden
kunnen op de lange duur ernstige problemen veroorzaken. Deze problemen kunt u proberen tegen te gaan
door uw bloedglucosespiegel op normalere waarden te houden. De beste controlemethode van uw
gemiddelde bloedglucosespiegel is de A1C-test. Aangetoond is dat een A1C-waarde van 7,0 of minder het
risico van complicaties als gevolg van diabetes aanzienlijk verkleint. Maar elke verlaging van de A1C-waarde
is positief. Het wordt aanbevolen om ten minste één keer per drie maanden een A1C-test door uw
diabetesbehandelteam te laten uitvoeren.
Uw diabetesbehandelteam gebruikt de door uzelf uitgevoerde bloedglucosemetingen als basis voor het
aanpassen van uw pompinstellingen. De resultaten van de A1C-tests worden gebruikt voor het beoordelen
van uw algehele bloedglucoseregulering.
Als u gebruikmaakt van pomptherapie, moet u uw bloedglucosespiegel minimaal op de volgende momenten
controleren:
•
Bij het ontwaken
•
Vóór elke maaltijd
•
Vóór het slapengaan
•
Als u last heeft van misselijkheid
•
Eén uur na elke bloedglucosemeting die hoger is dan 13,9 mmol/l (250 mg/dl)
Hieronder staat een vertaling van de ADA-richtlijnen voor volwassenen met diabetes. Vraag aan uw
diabetesbehandelteam wat uw specifieke streefwaarden zijn.
Samenvatting van aanbevelingen voor volwassenen met diabetes mellitus
A1C-bloedglucosetest
Plasmaglucosewaarde vóór de maaltijd
Plasmaglucosepieken 1-2 uur na de maaltijd
14
Pomptherapie - Inleiding
<7,0 procent
5,0–7,2 mmol/l (90–130 mg/dl)
<10,0 mmol/l (<180 mg/dl)