Glucosealarmen inschakelen
Als u gewaarschuwd wilt worden wanneer uw sensorglucosewaarden de ingestelde grenswaarden
overschrijden, moet u de functie Glucosealarmen eerst inschakelen. Als het alarmtype staat ingesteld op
geluidssignalen, laat de pomp vier geleidelijk lager wordende tonen horen bij een sensorwaarschuwing LAAG.
Bij een sensorwaarschuwing HOOG laat de pomp vier geleidelijk hoger wordende tonen horen.
1
Zorg dat het scherm INSTELLINGEN WIJZIGEN geopend is.
HOOFDMENU > Sensor > Instellingen wijzigen
2
Selecteer Glucosealarmen en druk op ACT. Het scherm GLUCOSEALARMEN verschijnt.
3
Selecteer Aan en druk op ACT. Het scherm INSTELLINGEN WIJZIGEN verschijnt en u ziet dat de functie nu
Aan staat.
Glucosegrenzen instellen
Als u de functie Glucosealarmen heeft aangezet, moet u vervolgens de boven- en ondergrenzen instellen van
het sensorglucosebereik dat u van uw diabetesbehandelteam heeft gekregen. Omdat de aanbevolen
glucosegrenzen door de dag heen kunnen verschillen, kunt u meerdere grenswaardeparen instellen
(maximaal acht).
Zoals u hieronder kunt zien, bestaat een grenswaardepaar uit één bovengrens en één ondergrens.
Grenswaardepaar
Laag: 4,4 mmol/l (80 mg/dl)
Hoog: 13,3 mmol/l (240 mg/dl)
126
Sensorfuncties
Een melding LAAG treedt op als de sensorglucose-meetwaarde ge-
lijk is aan of lager is dan de ingestelde ondergrens in deze tabel.
Een melding HOOG treedt op als de sensorglucose-meetwaarde
gelijk is aan of hoger is dan de ingestelde bovengrens in deze
tabel.
Waarschuwingen