N.B.: De afbeeldingen voor waarschuwing
en hulp illustreren de algemene dekking van
de zone. Ze geven geen exacte parameters
van de zone.
Intensiteit: Deze instelling beïnvloedt de
intensiteit van de trilling van het stuurwiel
bij de modi waarschuwing en
waarschuwing + hulp. Deze instelling
heeft geen invloed op de hulpmodus.
•
Laag.
•
Normaal.
•
Hoog.
Systeemdisplay
E151660
Als u het systeem inschakelt in de modus
Waarschuwing, verschijnt een afbeelding
van een auto in bovenaanzicht met
wegmarkeringen op het informatiedisplay.
Als u het systeem inschakelt in de modus
Hulp of de modus Waarschuwing en Hulp,
verschijnt er ook een apart wit pictogram
of bij sommige auto's worden er pijlen
weergegeven bij de wegmarkeringen.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
worden de afbeeldingen van de
wegmarkeringen niet weergegeven.
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
verandert de kleur van de wegmarkeringen
om de status van het systeem aan te
geven.
Ranger (TKE) Vehicles Built From: 09-03-2020, nlBEL, Edition date: 202001, First-Printing
Rijhulpmiddelen
Grijs: wijst erop dat het systeem tijdelijk
geen waarschuwing of interventie kan
geven aan de aangeduide zijde. Dat kan
een van de volgende redenen hebben:
•
•
•
•
Zie Problemen opsporen voor meer
informatie.
Groen: wijst erop dat het systeem
beschikbaar of klaar is om een
waarschuwing of interventie te geven aan
de aangeduide zijde.
Geel: wijst erop dat het systeem een
interventie om binnen de rijstrook te blijven
geeft of net heeft gegeven.
Rood: wijst erop dat het systeem een
waarschuwing om binnen de rijstrook te
blijven geeft of net heeft gegeven.
Het systeem kan op elk moment tijdelijk
worden onderdrukt door:
•
•
•
•
•
222
Uw auto rijdt trager dan de snelheid
voor inschakelen.
Uw auto voert een dynamisch
manoeuvre uit.
De weg heeft geen of slechte
rijstrookmarkeringen in het gezichtsveld
van de camera.
De camera is geblokkeerd of kan de
wegmarkeringen niet detecteren
omwille van de weersomstandigheden,
het verkeer of het voertuig. Bijvoorbeeld
weerkaatsing van zonlicht, schaduwen,
sneeuw, zware regenval of mist, u volgt
een groot voertuig dat de rijstrook
blokkeert of er een schaduw op werpt
of slechte verlichting door koplampen.
Snel remmen.
Snel accelereren.
De richtingaanwijzer gebruiken.
Ontwijkend stuurmanoeuvre.
Te dicht bij de rijstrookmarkeringen
rijden.