Vierwielaandrijving
Schakelen tussen 2H en 4H is mogelijk
wanneer de auto tot 110 km/h rijdt, maar
alleen met het gaspedaal losgelaten in een
rechte lijn. Tijdens het schakelen knippert
de controlelamp.
Schakelen tussen 2H en 4L
N.B.: Bij schakelen naar 4L worden de
motoraandrijfregeling en de
aanhangerstabiliteitsregeling uitgeschakeld,
maar de afdaalregeling, hellingstart en
remaandrijfregeling blijven actief.
N.B.: Schakelen naar 2H schakelt alle
functies voor stabiliteitsregeling (ESP) terug
in.
1.
Breng de auto tot stilstand wanneer dit
veilig kan.
2. Trap het koppelingspedaal volledig in
bij een handgeschakelde transmissie.
3. Zet de keuzehendel van de transmissie
in neutraal (N) bij een automatische
transmissie.
4. Verplaats de keuzehendel vanuit 2H in
4L of van 4L in 2H.
Tijdens het schakelen knippert de
controlelamp. Als deze blijft knipperen,
controleert u of aan de bovenstaande
voorwaarden is voldaan.
Schakelen tussen 4H en 4L
N.B.: Bij schakelen naar 4L worden de
motoraandrijfregeling en de
aanhangerstabiliteitsregeling uitgeschakeld,
maar de afdaalregeling, hellingstart en
remaandrijfregeling blijven actief.
1.
Breng de auto tot stilstand wanneer dit
veilig kan.
2. Trap het koppelingspedaal volledig in
bij een handgeschakelde transmissie.
3. Zet de keuzehendel van de transmissie
in neutraal (N) bij een automatische
transmissie.
Ranger (TKE) Vehicles Built From: 09-03-2020, nlBEL, Edition date: 202001, First-Printing
(indien aanwezig)
4. Verplaats de keuzehendel vanuit 4H in
4L of van 4L in 4H.
Tijdens het schakelen knippert de
controlelamp. Als deze blijft knipperen,
controleert u of aan de bovenstaande
voorwaarden is voldaan.
Rijden onder speciale
omstandigheden met
vierwielaandrijving
Auto's met vierwielaandrijving zijn geschikt
voor rijden op zand, sneeuw, modder en
ruwe wegdekken en beschikken over
eigenschappen die zowel op als buiten de
snelweg enigszins verschillen van die van
conventionele auto's.
Tijdens rijden bij lage snelheden off-road
onder hoge belastingen moet u indien
mogelijk een lage versnelling gebruiken.
Rijden in een lage versnelling
maximaliseert het koelvermogen van de
motor en de transmissie.
Basis werkingsprincipes
Rijd voorzichtig op oppervlakken die glad
zijn geworden door los zand, water, gravel,
sneeuw of ijs.
Zand
Probeer tijdens het rijden op zand de vier
wielen op het stevigste gedeelte van het
terrein te houden. Schakel naar een lagere
versnelling en rijd tegen een constante
snelheid over het terrein. Bedien het
gaspedaal langzaam en voorkom
overmatige wielslip.
Rijd met de auto gedurende een langere
periode niet in diep zand. Hierdoor raakt
het systeem oververhit.
Schakel om de werking te hervatten het
contact uit en laat het systeem minimaal
15 minuten afkoelen.
183