MSA
-
Kalibratiekit # 54 bevat de onderdelen die hierboven zijn vermeld voor een wa-
terstofchloride diffusiekalibratie.
3.6
Standaard kalibraties
Een normale kalibratie omvat een "nul" en "test" procedure zoals omschreven in de
volgende procedures. Wanneer de gebruiker er voor kiest om uitsluitend een "nul"
procedure uit te voeren, kan men dit doen door de ZERO functie te selecteren op
de HART-communicator in plaats van de CALIBRATE selectie, zoals hierna om-
schreven, of door de optionele drukknopkalibratie te gebruiken zoals omschreven
in hoofdstuk 2, "Optionele drukknopkalibratie".
Nulstelling
(1) Bij gebruik van de nulkap:
Wanneer de omgevingslucht geschikt is, zonder sporen van het te meten
gas, plaats dan de juiste kalibratieset nulkap over de weerbeschermkap en
wacht twee minuten, gebruik anders nulkalibratiegas.
(2) Bij gebruik van een nulpuntsgascilinder:
Bepaal de positie van de nulgascilinder en de doorstroomregelaar van de
kalibratiekit.
Schroef de doorstroomregelaar bovenop de nulgascilinder.
Pak de slang uit de kalibratiekit.
Druk het kleinere uiteinde van de slangset over de gasuitlaat van de door-
stroomregelaar en zorg er voor dat de leiding de gasuitlaat in zijn geheel bedekt.
Schakel de nulgasstroom in met de knop op de doorstroomregelaar.
(3) Sluit de HART-communicator aan op het ULTIMA XL/XT instrument of via de
4-20 mA kabel en selecteer de ZERO-functie uit het menu of selecteer de nul-
of kalibratiefunctie zoals omschreven in de volgende procedures.
De groene LED moet knipperen.
De rode LED moet UIT zijn.
Het nulpunt- of kalibratieproces kan te allen tijde worden afgebroken tij-
dens het 30 s aftelinterval; kies gewoon ABORT met de HART- commu-
nicator of, door op de drukknop te drukken en deze los te laten wanneer
drukknopkalibratie beschikbaar is.
Het aftellen van 30 seconden wordt bij zuurstof-eenheden overgesla-
gen; deze worden elektronisch nulgesteld.
NL
ULTIMA XL/ULTIMA XT
Opstarten en kalibratie
47