Introductie
Opgelet!
In geen geval mag gereedschap of overmatige kracht worden uitgeoe-
fend op de twee benen die de reflectoren van de eenheid ondersteunen
tijdens installatie of het verwijderen van de sensor [→ Fig. 8]. Door
kracht uit te oefenen op de benen kan de transmitter permanent worden
beschadigd.
Het wordt aanbevolen de weerbeschermkap van de transmitter perma-
nent op de eenheid geïnstalleerd te hebben. Wanneer de transmitter ge-
bruikt moet worden zonder de weerbeschermkap, dan moet frequent
worden gecontroleerd of er zich geen deeltjes of vloeistof heeft verza-
meld op de vensters.
2.7
Elektrische aansluitingen voor ULTIMA X gasdetectietransmitters
Waarschuwing!
Voeding loskoppelen van de gasdetectietransmitter voordat u de
ULTIMA X Series gasdetectietransmitter aansluit, anders kan er een
elektrische schok optreden.
Voor ULTIMA XL en XIR installaties, moet de interne aardklem worden
gebruikt om de apparatuur te aarden. De externe aardklem mag alleen
worden gebruikt als een aanvullende verbinding daar waar lokale auto-
riteiten een dergelijke verbinding toestaan of voorschrijven.
Deze eenheid is gemarkeerd voor de identificatie van voedings- aarde- en signaal-
aansluitingen.
Een 3-draads aansluiting is benodigd voor alle:
-
Brandbaar gas modellen
-
Toxische en zuurstofmodellen met 4-20 mA uitgang.
2.8
Bedrading voor alle modellen
Installatie
Algemene informatie
Installatie-instructies voor het volgen van de EMC-Richtlijnen
De apparaten van MSA zijn ontwikkeld en getest conform de EMC
Richtlijnen 89/336/EEC, 91/263/EEC, 92/31/EEC en 93/68/EEC en de overeen-
komstige standaarden EN 50270. De vereisten van de EMC Richtlijnen kunnen al-
leen worden gerealiseerd door het opvolgen van de installatie-instructies van de
producent. Dit geldt alleen voor geteste apparaten en systemen van de producent.
22
ULTIMA XL/ULTIMA XT
MSA
NL