4. Afdrukken via het printerstuurprogramma
Afdrukken
In dit voorbeeld wordt de procedure aan de hand van Microsoft Paint uitgelegd.
De wijze waarop het instellingenscherm van het printerstuurprogramma wordt geopend, hangt af van
de toepassing.
Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie.
• U kunt de volgende afdrukkwaliteiten selecteren:
• Snelheid
De afdruksnelheid is hoger, zonder dat de afbeeldingskwaliteit daaronder lijdt.
• Fijn
De afbeeldingskwaliteit krijgt de hoogste prioriteit.
• Levendig
De intensiteit krijgt de hoogste prioriteit. In deze modus wordt de waarde van de teller met 2
verhoogd als het apparaat één vel afdrukt.
• Het inktverbruik is hoger wanneer u [Afdrukkwaliteit selecteren:] instelt op [Levendig] of [Type
stoffen item] op [Dik stoffen item] in het printerstuurprogramma.
• Bij afdrukken vanuit Windows Photo Viewer kunt u de resolutie niet wijzigen via het
vervolgkeuzemenu "Kwaliteit:" van Windows Photo Viewer. Om de resolutie te wijzigen vanuit
Windows Photo Viewer, klikt u op [Opties...] en selecteert u vervolgens de afdrukkwaliteit onder
[Eigenschappen van printer...].
1.
Plaats de cassette waarin de stof is geplaatst in de cassettehouder.
De plaatsing van de stof hangt af van het stoftype. Zie Pag. 75 "Stoffen plaatsen".
2.
Klik op [Afdrukken] vanuit [Afdrukken] in het menu.
3.
Selecteer het apparaat in [Printer selecteren] en klik vervolgens op [Voorkeuren].
4.
Klik op het tabblad [Snelkeuzes].
5.
In [Type stoffen item:] selecteert u het stoftype.
Zo nodig legt u de andere afdrukvoorwaarden vast.
6.
Klik op [OK].
7.
Klik op [Afdrukken].
8.
Druk op de toets [Start] op het apparaat.
• Voor meer informatie over het hanteren van de cassette, zie Pag. 22 "Cassette plaatsen en
verwijderen".
• Voor bruikbare stoftypen en voorzorgsmaatregelen, zie Pag. 73 "Stof".
106