EMI verminderen (elektromagnetische interferentie)
6.3.4
WAARSCHUWING:
Houd patiënten tijdens de bewaking nauwlettend in de gaten. Het is mogelijk,
hoewel onwaarschijnlijk, dat uitgestraalde elektromagnetische signalen van bronnen buiten
de patiënt en het monitoringsysteem onnauwkeurige meetresultaten kunnen veroorzaken.
WAARSCHUWING:
Zendapparatuur die radiofrequenties gebruikt en andere nabijgelegen bronnen van elektrische
ruis kunnen leiden tot verstoring van het monitoringsysteem.
WAARSCHUWING:
Grote apparatuur die een schakelrelais gebruikt voor het in- en uitschakelen van de voeding
kan de werking van het monitoringsysteem beïnvloeden. Gebruik het monitoringsysteem niet in
dergelijke omgevingen.
WAARSCHUWING:
Het monitoringsysteem is ontworpen voor gebruik in omgevingen waarin het signaal kan worden
gemaskeerd door elektromagnetische interferentie. Tijdens dergelijke interferentie zijn metingen
mogelijk onjuist of lijkt het monitoringsysteem mogelijk niet goed te werken.
Let op:
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor medische apparatuur die zijn gedefinieerd
in IEC 60601-1-2:2007 en IEC 60601-1-2:2014. Deze limieten zijn opgesteld om een redelijke
bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie in een typische medische installatie.
Vanwege de toename van apparatuur die radiofrequenties uitzendt en andere bronnen van
elektrische ruis in zorgomgevingen (bijvoorbeeld elektrochirurgische eenheden, mobiele
telefoons, mobiele walkietalkies, elektrische toestellen en HD-televisie) bestaat de mogelijkheid
dat hoge niveaus van dergelijke storing in combinatie met de nabijheid of de kracht van een bron
kunnen leiden tot verstoring van de resultaten van het monitoringsysteem.
Verstoringen kunnen blijken uit onnauwkeurige metingen of het feit dat het toestel niet meer
werkt of niet goed meer werkt. Als dit gebeurt, onderzoek dan de gebruikslocatie naar de bron
van de storing en neem daarna de juiste maatregelen om de bron weg te nemen.
Schakel apparatuur in de buurt uit en isoleer de storende apparatuur.
•
Zet de storende apparatuur anders of elders neer.
•
Vergroot de afstand tussen de storende apparatuur en het monitoringsysteem.
•
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een ander circuit dan dat waarop de andere apparaten zijn
•
aangesloten.
Bedieningshandleiding
Overwegingen bij de prestaties
6-5