Voer een veiligheidscontrole van de apparatuur uit voordat u de interne batterij gebruikt.
Raadpleeg
Een nieuwe, volledig opgeladen optionele batterij biedt het optimale aantal bedrijfsuren onder
de volgende normale omstandigheden:
Werking in normale modus (SpO
•
Instelling voor signaalindicator voor pulsen is AAN (pulsvolume: 4 [standaard])
•
Instelling voor SatSeconds™ is AAN
•
Geen alarmconditie
•
Werking bij een omgevingstemperatuur van 25 °C (± 5 °C)
•
Opmerking:
Er zijn twee soorten batterijen verkrijgbaar: de standaardbatterij voor 5 uur en de optionele batterij voor 10 uur.
Opmerking:
Zelfs als het monitoringsysteem is uitgeschakeld, blijft de batterijoplaadindicator branden terwijl de
batterij wordt opgeladen.
Opmerking:
Het duurt meer dan vier (4) uur voor een batterij van 5 uur of acht (8) uur voor een batterij van 10 uur om
een lege batterij volledig op te laden.
Sluit het monitoringsysteem aan op een stopcontact om de batterij minimaal drie (3) minuten op te laden
voordat u het monitoringsysteem met een volledig ontladen batterij inschakelt. Als u op de interne batterij
werkt, geeft het batterijstatuspictogram van het monitoringsysteem de laadtoestand van de batterij aan.
De interne batterij opladen:
Sluit het monitoringsysteem aan op de netvoeding om een lege of bijna lege batterij op te laden.
1.
Raadpleeg
Controleer of de batterijoplaadindicator brandt.
2.
Een Nellcor™-pulsoximetriesensor aansluiten
3.4.3
WAARSCHUWING:
Een onjuist aangebrachte of gebruikte SpO
de sensor niet te strak vast, breng extra tape aan en laat de sensor niet te lang op één plaats.
Inspecteer de sensorlocatie volgens de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing om de integriteit
van de huid, de juiste plaatsing en de bevestiging van de sensor te controleren.
Bedieningshandleiding
Periodieke
veiligheidscontroles, p. 7-3.
Aansluiten op de
voeding, p. 3-3.
- en PR-meting met plethysmografische weergave)
2
-sensor kan weefselbeschadiging veroorzaken. Bind
2
Installatie
3-5