Installatie
3.4
WAARSCHUWING:
Sluit het systeem in de VS niet aan op een stopcontact dat wordt bediend met een schakelaar,
omdat dit het risico op verlies van netvoeding naar het monitoringsysteem vergroot.
Let op:
Het monitoringsysteem moet op een geschikte voedingsbron worden aangesloten.
Let op:
Als u twijfelt aan de integriteit van de netvoedingsbron, controleert u of de interne batterij van het
monitoringsysteem volledig is opgeladen.
Aansluiten op de voeding
3.4.1
Het monitoringsysteem werkt op netvoeding of op een opgeladen interne batterij. Voer een
veiligheidscontrole van de apparatuur uit voordat u deze aansluit op de voeding. Raadpleeg
Periodieke
veiligheidscontroles, p. 7-3.
Het netsnoer aansluiten:
Zorg voor een goed geaard stopcontact met de gespecificeerde spanning en frequentie
1.
(100-240 V ~ 50-60 Hz).
Sluit het uiteinde met de vrouwelijke connector van het netsnoer aan op de netvoedingsconnector
2.
op het achterpaneel van het monitoringsysteem.
Sluit het uiteinde met de mannelijke connector van het netsnoer aan op een goed geaard
3.
stopcontact.
Sluit indien nodig de aardingsdraad aan.
4.
Sluit de connector van de aardingsdraad aan op de equipotentiale klem op het achterpaneel.
•
Bevestig het klemuiteinde van de aardingsdraad aan de aardingsklem in de wand.
•
Controleer of de batterijoplaadindicator brandt.
5.
Opmerking:
Zelfs als het monitoringsysteem niet is ingeschakeld, brandt de batterijoplaadindicator wanneer het
netsnoer is aangesloten op een stopcontact. Raadpleeg
batterijoplaadindicator niet brandt wanneer deze is aangesloten op een stopcontact.
Bedieningshandleiding
Problemen
oplossen, p. 8-1 als de
Installatie
3-3