Opmerking:
Als dit de eerste keer is dat het HyperTerminal™*-programma wordt gestart, wordt de gebruiker
gevraagd dit in te stellen als het standaardprogramma voor Telnet. Afhankelijk van de vereisten van
uw instelling kan de gebruiker JA of NEE kiezen.
Klik op de optie HYPERTERMINAL.
3.
Wanneer het venster Beschrijving van verbinding wordt geopend, voert u de gewenste
4.
bestandsnaam in het veld Naam in.
Zoek het juiste pictogram door helemaal naar de rechterkant van het pictogramveld te bladeren.
5.
Selecteer het pictogram.
6.
Klik op de knop OK.
7.
Opmerking:
Als de pc niet via de USB-poort door middel van een mini-USB-kabel is aangesloten op het
monitoringsysteem, wordt de juiste COM-poortoptie niet weergegeven in de lijst.
Wanneer het venster Verbinding maken met wordt geopend, zoekt u de optie VERBINDING MAKEN
8.
VIA en klikt u op de pijl omlaag om mogelijke modemopties te identificeren.
Selecteer de gewenste COM-poort.
9.
Klik op de knop OK.
10.
Stel in het venster COM-EIGENSCHAPPEN de juiste waarden in.
11.
Stel de baudrate (bits per seconde) in op de waarde van het monitoringsysteem.
a.
De standaardbaudrate van de fabriek is 19.200 bits per seconde (bps).
Zorg ervoor dat de databit is ingesteld op 8.
b.
Zorg ervoor dat de pariteitsbit is ingesteld op geen.
c.
Zorg ervoor dat de stopbit is ingesteld op 1.
d.
Zorg ervoor dat de doorstromingsregeling is ingesteld op geen.
e.
Klik op de knop OK.
12.
Opmerking:
Als u wilt testen of er verbinding is voor het downloaden van trendgegevens, gaat u verder met het
downloaden door op de optie STARTEN te drukken. Als er geen gegevenswaarden worden
weergegeven in HyperTerminal™*, probeert u een andere COM-poort, selecteert u het menu
BESTAND, klikt u op NIEUWE VERBINDING en selecteert u een andere COM-poort totdat de
gegevenswaarden op het HyperTerminal™*-scherm worden weergegeven.
Bedieningshandleiding
Externe gegevenscommunicatie
5-9