7
8
9
10
11
12
13
14
Bedieningshandleiding
Pulsfrequentiewaarde in real
time
Batterijstatuspictogram
Netvoedingsindicator
Batterijoplaadindicator
Storingsindicator
Indicator Sensor losgekoppeld
Indicator Sensor uit
Indicator Sensorberichten
Geeft de pulsfrequentie weer in slagen per minuut. De huidige
instellingen voor de bovenste en onderste alarmgrens worden
links van de dynamische pulsfrequentiewaarde weergegeven
als kleinere waarden.
Geeft het resterende batterijvermogen van een interne batterij
van 5 of 10 uur weer.
Opgeladen batterij — Een continu brandend groen
•
batterijpictogram geeft aan dat het monitoringsysteem op
de interne batterij werkt en dat de batterij volledig is
opgeladen.
Batterij zwak — Een alarm met lage prioriteit treedt op
•
wanneer het resterende batterijvermogen slechts
15 minuten is. Het knipperende gele alarmbericht
Batterij zwak wordt weergegeven. Gebruikers
kunnen dit alarm niet onderdrukken wanneer ze op de
batterij werken. Sluit het monitoringsysteem aan op de
netvoeding om het alarm te stoppen.
Batterij bijna leeg — Er treedt een alarm met hoge
•
prioriteit op gedurende ongeveer vijf (5) minuten voordat
het monitoringsysteem wordt uitgeschakeld. Het
knipperende rode alarmbericht Batterij bijna
leeg wordt weergegeven. Wanneer de batterij leeg is,
wordt het monitoringsysteem automatisch uitgeschakeld.
Sluit het monitoringsysteem aan op de netvoeding om
verlies van trendgegevens of instellingen te voorkomen.
Brandt continu wanneer het apparaat is aangesloten op de
netvoeding.
Brandt wanneer het monitoringsysteem de interne batterij van
5 of 10 uur oplaadt.
Gaat branden wanneer het bewakingssysteem een afgenomen
kwaliteit in het binnenkomende signaal detecteert. Het is
normaal dat de indicator af en toe gaat branden, omdat het
bewakingssysteem de hoeveelheid gegevens die nodig is
voor het meten van het SpO
2
dynamisch aanpast. Als het lampje continu brandt, heeft het
bewakingssysteem de hoeveelheid gegevens die nodig is voor
het meten van het SpO
en de pulsfrequentie uitgebreid. In dit
2
geval kan het volgen van snelle veranderingen in deze waarden
1
minder betrouwbaar zijn.
Verschijnt wanneer de sensor niet is aangesloten op het
bewakingssysteem.
Verschijnt wanneer de sensor zich niet op de patiënt bevindt.
Verschijnt wanneer de sensor ongeldig is.
Productafbeeldingen
en de pulsfrequentie
2-5