VERVOER VAN BAGAGE
A
Plaats de te vervoeren voorwerpen altijd
zo dat ze met de grootste lengte tegen de
rugleuning van de achterstoel steunen, bij
normaal gebruik (voorbeeld A) of tegen de
rugleuningen van de voorstoelen B als de
rugleuningen van de achterstoelen zijn neer-
geklapt.
Zorg ervoor dat de vervoerde voorwerpen
gelijkmatig over de laadruimte worden ver-
deeld.
Als u voorwerpen op de neergeklapte rug-
leuning wilt plaatsen, moet u eerst de hoofd-
steunen verwijderen voordat u de rugleuning
neerklapt, zodat de rugleuning zo dicht mo-
gelijk tegen het zitkussen kan kantelen.
3.48
B
De
zwaarste
voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer. Zet de lading indien
mogelijk vast aan de beves-
tigingspunten (indien aanwezig) op de
vloer van de laadruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden in
geval dat de bestuurder plotseling moet
remmen. Maak de autogordels van de
zitplaatsen achter vast, ook als deze niet
bezet zijn.
1
Bevestigingshaken
In elke hoek van de bagageruimte kan de
lading aan de haken 1 vastgemaakt worden.
Plaats de te vervoeren voorwerpen altijd
zo dat de zwaarste voorwerpen tegen de
rugleuning van de achterstoel steunen.