AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
6
11
9
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de toets 11 om:
– de airconditioning handmatig in te scha-
kelen (het controlelampje op de knop 11
gaat aan);
– de airconditioning handmatig uit te scha-
kelen (het controlelampje op de knop 11
gaat uit).
(4/5)
15
Soft
Normal
Fast
14
OFF
AUTO
Uitschakelen van het systeem
Druk herhaaldelijk op schakelaar 11 om het
systeem te stoppen.
Gebruik bij voorkeur een van de automatische programma's NORMAL, SOFT of
FAST.
In de automatische modus (het schakelaarlampje 6 is aan) worden alle functies van de air-
conditioning bestuurd door het systeem.
U kunt de keuze van het systeem wijzigen; in dat geval gaat het schakelaarlampje 6 uit.
Om terug te gaan naar de automatische werkstand, drukt u op een van de programma's
(NORMAL 15, SOFT 14 of FAST 16) of op schakelaar 6.
Achterruitverwarming
Gebruik schakelaar 9. Het ingebouwde con-
trolelampje gaat aan. De achterruit wordt nu
16
snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
Druk, om deze functie uit te schakelen ,
opnieuw op de schakelaar 9. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
Manuel
3.9