STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR
1
Voorwaarden voor het starten
van de motor
De kaart moet worden ingevoerd binnen de
detectiezone 1.
Druk om te starten in stand P op het rempe-
daal, druk op de knop 2 en laat het rempe-
daal los zodra de motor is gestart.
(1/3)
Bijzonderheden
– Als er niet is voldaan aan een van die
startvoorwaarden, verschijnt het bericht
"Druk op rem + START" of "Selecteer
stand P" op het instrumentenpaneel;
– in sommige gevallen moet het stuurwiel
worden bewogen bij het indrukken van
de startknop 1 om het ontgrendelen van
de stuurkolom mogelijk te maken, het
bericht "Draai stuurwiel + START" waar-
schuwt u daarvoor;
"Handsfree" starten met
achterklep open
In dat geval mag de kaart zich niet in de ba-
2
gageruimte bevinden, om te vermijden dat u
ze kwijtraakt.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
2.3