SNELHEIDSREGELAAR
3
2
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
– de schakelaar 2 (SET/-) om de snelheid
te verlagen;
– de schakelaar 3 (RES/+) om de snelheid
te verhogen.
Opmerking: Druk op een van de schake-
laars en houd deze ingedrukt om de snel-
heid trapsgewijs te wijzigen.
(3/5)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid rood op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
seconden gaat de auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de ingestelde
snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het zijn dat
het systeem de ingestelde snelheid niet kan
aanhouden: in dat geval knippert de inge-
stelde snelheid rood op het instrumentenpa-
neel en hoort u regelmatig een geluidssig-
naal.
Als de functie snelheidsrege-
laar niet meer beschikbaar is
(na verschillende pogingen om
deze te activeren), neemt u
contact op met een merkdealer.
2.79