SNELHEIDSREGELAAR
3
4
2
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
– de schakelaar 4 (0);
– het rempedaal;
– de overgang naar neutraal.
De ingestelde snelheid wordt opgeslagen en
op het instrumentenpaneel grijs weergege-
ven.
2.80
(4/5)
6
Oproepen van de ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen.
Druk op de schakelaar 3 (RES/+) als de
snelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
Als de snelheid is opgeslagen, wordt de ac-
tivering van de functie snelheidsregelaar be-
vestigd door de weergave van de ingestelde
snelheid. Afhankelijk van de auto wordt het
waarschuwingslampje 6 weergegeven.
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.