Veiligheid
Inschakelen
Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
F Druk bij een snelheid lager dan 30 km/h op deze
toets om het systeem in te schakelen; het lampje
van de toets gaat branden.
Zodra de auto de helling begint af te dalen, kunt u het
gaspedaal en het rempedaal loslaten; het lampje van
de toets knippert.
De remlichten worden automatisch ingeschakeld als
de functie is geactiveerd.
Als de snelheid hoger wordt dan 30 km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld. Het lampje van
de toets blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
zodra de snelheid lager wordt dan 30 km/h.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal
of het rempedaal weer intrappen.
72
Het systeem werkt slechts bij hellingen van
meer dan 8%.
Gebruik het systeem niet met de
versnellingsbak in de neutraalstand.
Schakel een voor de wagensnelheid geschikte
versnelling in om te voorkomen dat de motor
afslaat.
Uitschakelen
F Druk op deze toets om het systeem uit te
schakelen; het lampje van de toets gaat uit.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 50 km/h,
wordt de functie volledig uitgeschakeld; het lampje
van de toets gaat uit.
Als de remmen oververhit zijn, kan de functie
niet worden geactiveerd. Wacht enkele
minuten om de remmen te laten afkoelen en
probeer het vervolgens opnieuw.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent Control
gaat dit verklikkerlampje branden.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De bestuurdersstoel is voorzien van een
veiligheidsgordel met een pyrotechnische
gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
Bij de uitvoeringen met een airbag vóór aan
passagierszijde is de veiligheidsgordel van de
zitplaats van de passagier ook voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u achteraf een voorbank in de auto
monteren, dan dient deze voorzien te zijn van
goedgekeurde veiligheidsgordels.