De maximumsnelheid is af fabriek ingesteld op
basis van de regelgeving in het verkoopland.
Deze maximumsnelheid kan niet door de
bestuurder worden gewijzigd.
Als u de maximumsnelheid wilt wijzigen, neem
dan contact op met het CITROËN-netwerk.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een ingestelde
constante snelheid rijden zonder gas te
hoeven geven.
Om een snelheid op te slaan of het systeem
te activeren moet de rijsnelheid hoger zijn dan
30 km/h en moet minimaal de 2e versnelling zijn
ingeschakeld.
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
Inschakelen/uitschakelen van de functie.
3.
Instellen van een snelheid.
De status van de snelheidsregelaar wordt
aangegeven door een verklikkerlampje in de
toerenteller en meldingen op het display van het
instrumentenpaneel.
Functie geselecteerd.
Functie uitgeschakeld.
Selecteren van de functie
F Draai de ring in de hoogste
stand. De snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
geactiveerd en er is nog geen
snelheid ingesteld.
Het verklikkerlampje gaat branden op
het instrumentenpaneel.
Eerste keer activeren/
instellen van een snelheid
F Breng uw auto met het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
F Beweeg de hendel omhoog (+) of omlaag (-) om
de snelheid op te slaan. Ter bevestiging van de
activering wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
De opgeslagen snelheid wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Deze snelheid wordt nu door de auto gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Het is mogelijk gas te geven
en tijdelijk met een hogere
snelheid dan de ingestelde
snelheid te rijden.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangenomen.
Rijden
6
101