Rijden
Inschakelen/uitschakelen
Door de eerste keer op de toets te drukken wordt de
snelheidsbegrenzer geactiveerd.
De aanduiding OFF annuleert het scherm en er
wordt een melding weergegeven om het activeren te
bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit
te schakelen. De aanduiding OFF wordt weer
weergegeven op het display en er wordt een melding
weergegeven om het uitschakelen te bevestigen.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met
kracht in tot voorbij het
weerstandspunt om de
ingestelde snelheid te
overschrijden.
100
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de ingestelde snelheid knippert op het display.
Laat om de begrenzer weer in te schakelen de
snelheid zakken tot een snelheid lager dan de
ingestelde snelheid.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Uitschakelen van de functie
F Draai de ring in de middenstand O
of zet het contact af om het systeem
uit te schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft in het geheugen
opgeslagen.
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist en in plaats
daarvan verschijnen streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van matten die niet door CITROËN
zijn goedgekeurd, kan de werking van de
snelheidsbegrenzer hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
leg nooit meerdere matten op elkaar.
Vaste snelheidsbegrenzer
Als de auto is voorzien van een snelheidsbegrenzer
kan de snelheid vast zijn begrensd op 90 of
100 km/h.
Deze maximumsnelheid staat aangegeven op een
sticker in het interieur.
Deze vaste snelheidsbegrenzer werkt niet volgens
het principe van een snelheidsregelaar. De
functie kan niet tijdens het rijden worden in- en
uitgeschakeld.