Rijden
Uitschakelen (OFF)
F Druk op deze toets.
of
F Trap het rem- of koppelingspedaal in.
Via een melding op het display van het
instrumentenpaneel wordt de uitschakeling
bevestigd.
Weer inschakelen
F Druk na het onderbreken van de snelheidsregelaar
op deze toets. Ter bevestiging van het weer
inschakelen wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
102
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer
aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer activeren"
herhalen.
Ingestelde snelheid
wijzigen
De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren
verhogen:
Zonder het gaspedaal:
F Beweeg de hendel omhoog (+).
Tik kort om de snelheid met 1 km/h te verhogen.
Houd de hendel omlaag om de snelheid in stappen
van 5 km/h te verhogen.
Met het gaspedaal:
F Trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid
is bereikt,
F Beweeg de hendel omhoog (+) of omlaag (-).
Verlagen van de ingestelde snelheid:
F Beweeg de hendel omlaag (-).
Tik kort om de snelheid met 1 km/h te verlagen.
Houd de hendel omlaag om de snelheid in stappen
van 5 km/h te verlagen.
Uitschakelen van de functie
F Draai de ring in de middenstand O
of zet het contact af om het systeem
uit te schakelen.
De ingestelde snelheden worden uit het geheugen
gewist als het contact wordt afgezet.