CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU.
À
Waarschuwingslampje oliedruk
Dit gaat branden als u het con-
tact aanzet en dooft na ongeveer drie se-
conden. Als het tijdens het rijden gaat bran-
den samen met het waarschuwingslampje
®
en er een geluidssignaal klinkt,
moet u direct stoppen en het contact uitzet-
ten. Controleer het oliepeil (raadpleeg de
paragraaf "Motoroliepeil" in hoofdstuk 4).
Als het peil normaal is, is er een andere oor-
zaak: roep de hulp in van een merkdealer.
Ô
Waarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na het starten van de
motor. Als het tijdens het rijden gaat bran-
den samen met het waarschuwingslampje
®
en er een geluidssignaal klinkt,
moet u direct stoppen en het contact uitzet-
ten.
Controleer het waterpeil (raadpleeg de pa-
ragraaf "Peilen" in hoofdstuk 4). Als het peil
normaal is, is er een andere oorzaak: roep
de hulp in van een merkdealer.
1.58
(5/5)
Controlelampje waarschuwing
bij verlaten van rijstrook
Raadpleeg de paragraaf "Waarschuwing bij
verlaten van rijstrook" in hoofdstuk 2.
Waarschuwingslampje motor
op stand-by
Raadpleeg de paragraaf "Stop and Start-
functie" in hoofdstuk 2.
Waarschuwingslampje motor
kan niet op stand-by worden
gezet
Raadpleeg de paragraaf "Stop and Start-
functie" in hoofdstuk 2.
Ñ
Waarschuwingslampje
kans op gladheid
Raadpleeg de paragraaf "Tijd en buitentem-
peratuur" in hoofdstuk 1.
\[
Indicatielampjes
overschakelen naar de
volgende versnelling
Ze lichten op om u te adviseren naar een
hogere versnelling (pijl omhoog) of lagere
versnelling (pijl omlaag) te schakelen.
Controlesysteem bandenspan-
ning
Raadpleeg de paragraaf "Controlesysteem
bandenspanning" in hoofdstuk 2.
voor
voor