AUTOMATISCHE PARKEERREM
1
Automatische werking
De automatische parkeerrem blokkeert de
auto als de motor wordt stilgezet door een
druk op de start/stopknop van de motor
1.
In alle andere gevallen, bijvoorbeeld af-
slaan van de motor, wordt de automatische
parkeerrem niet automatisch vastgezet. De
handbediening moet dan gebruikt worden.
In sommige landen gebeurt het vastzetten
niet automatisch. Raadpleeg de paragraaf
"handbediening".
2.12
(1/3)
Het vastzetten van de automatische par-
keerrem wordt bevestigd door de bood-
schap "Parkeerrem aangetrokken" en het
controlelampje 3 op het instrumentenpaneel
en door het oplichten van het controlelampje
}
op de schakelaar 2.
Na het stilzetten van de motor, dooft het con-
trolelampje 2 enkele minuten na het vastzet-
ten van de automatische parkeerrem en het
}
controlelampje
gaat uit bij het ver-
grendelen van de auto.
N.B.
Om aan te geven dat de automatische
parkeerrem is losgezet, klinkt een geluids-
signaal:
2
– met draaiende motor: bij het openen van
het bestuurdersportier;
– met motor uit (in geval van afslaan van
de motor bijvoorbeeld): bij het openen
3
van een voorportier.
In dit geval, trekt u en laat u de schakelaar 3
weer los om de automatische parkeerrem
aan te trekken.
Automatisch loszetten van de
automatische parkeerrem
Het loszetten gebeurt zodra u gas geeft om
weg te rijden.
aan het branden van het lampje 2 op
schakelaar 3 en van het lampje
op het instrumentenpaneel tot de portie-
ren worden vergrendeld.
Controleer, voordat u de auto
verlaat, of de automatische
parkeerrem inderdaad is vast-
gezet. Het vastzetten is te zien
}