SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie
1
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
3
4
2
Bedieningsknoppen
1 of 2 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
3 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde maximum-
snelheid (+).
4 Verlagen van de maximumsnelheid (-).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (O).
6 Inschakelen met oproepen van de maxi-
mumsnelheid (R).
(1/3)
6
5
Inschakelen
Druk op schakelaar 1 of 2 aan de kant van
. Het controlelampje
boodschap "Begrenzer" verschijnt op het in-
strumentenpaneel A met streepjes om aan
te geven dat de snelheidsbegrenzer is inge-
schakeld en wacht op het opslaan van een
maximumsnelheid.
Om de huidige snelheid op te slaan, drukt u
op de schakelaar 3 (+): de ingestelde maxi-
mumsnelheid vervangt de streepjes en, af-
hankelijk van de auto, wordt het inschakelen
van de begrenzer bevestigd door het oranje
oplichten van de zone van de boodschap.
De minimum te registreren snelheid is 30
km/u.
5
A
licht op en de
2.31