GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN VAN DE ACHTERSTOELEN
1
2
Stoel opklappen
Druk de hoofdsteun omlaag.
Stoel met hendel 2
Til de hendel 2 omhoog, de rugleuning van
de stoel gaat naar beneden en zet de stoel
zo veel mogelijk naar voren.
Stoel zonder hendel 2
Til de hendel 1 op of trek aan de riem 3 en
kantel de rugleuning van de stoel in de ta-
felblad stand. Til vervolgens de hendel 4
omhoog of trek aan de band 5 en zet de
stoel zo veel mogelijk naar voren.
3.28
3
1
4
N.B.: het kan nodig zijn de passagiersstoel
en/of bestuurdersstoel naar voren te zetten
en de rugleuning omlaag te zetten om de
stoel zo veel mogelijk naar voren te kunnen
kantelen.
Vanaf de achterkant van de auto kunt u, bij
auto's met zeven zitplaatsen, de stoelen
neerklappen.
Trek aan de hendel 1 of aan de riem 3 om de
rugleuning van de stoel te kantelen, kantel
daarna de stoel door aan de riem 4 te trek-
ken.
Om veiligheidsredenen mogen
deze afstellingen alleen uitge-
voerd worden als de auto stil-
staat.
(1/2)
1
Stoel terugplaatsen
Zet de stoel naar beneden tot hij vergrendelt
op de vloer (beweging A).
Controleer de vergrendeling.
Zorg dat tijdens het bewegen
van de achterstoelen, er niets
het verankeren kan hinderen
(lichaamsdeel, dier, steentje,
doek, speelgoed, enz.).
5
A