CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Corrigeren van de
bandenspanning
De bandenspanning moet koud worden ge-
corrigeerd (raadpleeg de sticker op de zij-
kant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn.
Verwisselen van een wiel
het kan enkele minuten duren voordat het systeem de juiste posities van de wielen
en de bandenspanningen heeft verwerkt, controleer daarom de bandenspanning
na elke ingreep.
2.22
(3/4)
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, sierdoppen, enz.).
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een wielsensor be-
schadigen.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is uit-
gerust, heeft geen wielsensor. Als het op
de auto is gemonteerd, verschijnt de bood-
schap "Controleer wielsensoren" op het in-
strumentenpaneel.
5
5
6
Verwisselen van de wielen
Als u de wielen wilt verwisselen, moet u bij
de merkdealer het systeem laten resetten.
De in ieder ventiel (5) gemon-
teerde drukzender is speciaal
voor dit wiel op deze plaats be-
stemd: in geen geval mogen
de wielen van plaats worden verwisseld
zonder het systeem te resetten.
Gevaar van verkeerde informatie met
ernstige gevolgen.